'LA LIGUE ARTISTIQUE' AUGUSTUS 1896
Een
reeks festiviteiten. In het Kursaal mocht Mademoiselle Gabrielle Lejeune van de
Parijse Opéra comique een welverdiend applaus in ontvangst nemen. Haar
successen in Parijs en Brussel, in het Théatre Royal, hoeven nauwelijks in
herinnering te worden gebracht. Een voortreffelijke heropvoering van Boccaccio
in het Casino. Groot kinderbal. Bloemencorso voor vehikels. Paardenrennen op de
Wellingtonrenbaan. Wedstrijden voor rijwielen en lopers op de velodroom. Vandaag,
Longchamp in de bloemetjes en wedstrijd voor etalages.
Op
het strand is het uitzonderlijk druk. Heel het mondaine Brussel ontmoet, en het
logge publiek van Gent, minder bevallig, uiteenlopend en kleurrijk volkje.
Geflanelleerde dandys die over de zandvlakte kruipen. Mosselen die over
mosselen wriemelen. Knappe kleintjes die mollige schaaldieren plagen. Droogjes
wandelende ranke Engelse dames, enz. , enz.
Het
gewriemel wordt nog sterker wanneer op zondag het uur van baden komt: baders
die hun dikhuidige karkas op brede platvoeten voortbewegen. Moerassige
boerinnen, krijsende dikbillige dames. Lompe kerels die hun smerige orgaan
inzepen. Groteske vermakelijkheden. Onnoemelijke buitelingen, enz. , enz.
Enkele
schaduwvlekken op dit vrolijke tafereel: vermelden we de ezeldrijvers met hun
hart van steen, haveloze strontkauwers. Roofzuchtig ras dat de gevoelige zielen
ergert en het fijne, schakeringrijkezand bezoedelt. Soms krijgen deze
gevoelloze pummels een radeloze kaakslag van een nobele Engelse. Beklagen we de
gepijnigde ezeltjes en striemen we die wrede slagers.
Ander
bedroevend tafereel: een vrij onbeduidend aquarium. Mysterieuze vissen zwemmen
er tussen twee clichés. Enkele ongure schaaldieren liggen er onbeweeglijk in
brak water. Een Lofrietvis van het Moppensoort, zeekatjes die collodium spuwen
in het gezicht van de brave subsidiespuwende Oostendenaars. Een schraal
vissenvolkje. Kameleonachtige wijting, pokdalige kreeften, norse krabben,
schamele pissebedden, enz. , enz.
Een
laatste braakneiging voor de affiches 'Oostende Zeebaden' daarop wordt de zee
geëjaculeerd door een of andere pummelachtige sifonspuiter. Overdreven
gespartel van bolronde baadsters. Een soort hysterischeslagersdroom. Met
cantharide bedekte, starende, bleke, met zuringgroen besmeurde baders.
Watervolk. Kaasachtige villa's, gezouten hotels, torens van zoethout, grillige
opvattingen van frigide en suikerstroperige architecten.
Bedreigde
schoonheid: de duinen
We
protesteren! Van Oostende tot Blankenberge wordt de maagdelijkheid van de
duinen bedreigd. Laat ons zonder verpozen die onvergeeflijke schenders op de
huid zitten. Triomferende verwaande ezels. Droefgeestige opstapeling van
stommiteiten. Kreupele architecten. Onzinnige slungels. Buitenissige en
schaamteloze grondwerkers. Mooie vernielers van mooie plekjes. Galzieke
duinofoben. Stoutmoedige distellieiliebbers.
Laat
ons tranen plengen over de bezoedelde tepels, de bolvormige achterwerken met
bundels geel hout, longzieke groenten en prozaïsche kolen. Waarom deze
lieflijke, respect afdwingende plekjes plunderen, betakken, besparren, beëlzen,
volstoppen, omwentelen, besprenkelen, omheinen, verbergen, inkrimpen,
besproeien, beroken, verburgeren, beschadigen, ontmaagden, nivelleren,
oppoetsen, bemesten en stinkend maken?
Neem
een voorbeeld aan Engeland, barbaarse architecten, ongebreidelde houthakkers,
vernielers zonder God noch gebod. Helaas! Een Belg is niet erg gevoelig.
Vernieler van mooie plekjes, folteraar van planten, kweller van dieren, breker
van boompjes, vandaal in hart en nieren.
België,
koninkrijk van het sjagrijn en van ingenieurs van brug-gen en wegen, heeft
onherstelbaar zijn schoonheid verloren. Ik doe een beroep op de kunstenaars, zij
alleen kunnen oordelen.
We
protesteren! Protesteren! Protesteren.
Een noodkreet
Laat
ons karikaturaal wijzen op de misdaden van onze enghoofdige vandalen,
onbedachtzame baksteenkauwers, afbrekers die uit hun zuigsnuit duizenden
antipittoreske onbetamelijkheden laten knetteren. Tegendraadse progressisten
die ons in het buitenland belachelijk maken. Er moet zinvol geschapen en niet
blind vernietigd worden. Ja, het rijk van de binnenskamerse trekpennen moet aan
zijn einde komen. Ach! mocht hun oog, al was het van glas, en zelfs van
spiegelglas, maar enigszins gevoelig zijn. ..
Betreuren
we de onherstelbare verwoestingen.
Rotsen
langs de Maas, de Ourthe en de Amblêve die stomweg opengereten en hopeloos
geplunderd werden zijn voor altijd verloren. Hellingen met zachte klemtoon,
duinen met verrukkelijk getepelde welvingen worden mateloos verkracht,
waardevolle monumenten krijgen een bizarre oplapbeurt. Verrukkelijke
maagdelijkheden worden ernstig bedreigd.
Een
beetje respect, heren gepatenteerde vernietigers, hooggeplaatste spiraalvormige
schildwachten, want van boven op de duinen, de rotsen, de torens en de heuvels
zijn het eeuwen van schoonheid die jullie aankijken.
Ja,
de visie ontaardt bij onze boerenpummels van Spotternije!
Vooral
in Oostende bieden onze dokken in een vermaard decor een intens maritieme en
prachtige stadsingang, ontdaan van alle banaliteit, en onze oude kloeke en
onbehouwen toren die zich zo mooi opricht is een betovering voor het gevoelige
oog. Met haar rustige en serene schoonheid, met een krans van delicate poëzie
vraagt onze toren alleen wat klimop om haar brandwonden te verbergen, maar onze
restaurateurs, afkrabbers, schele pleisteraars en ongeduldige wrijvers liggen
op de loer .
En
de luizenvreters die hun achterhoofd kwijt zijn, roepen en eisen: 'Dit is niet
mooi, wij willen net als elders banale pleintjes, namaakmonumenten, verstopte
riolen, een strand bezaaid met glasscherven of bestrooid met ontelbare spatten
van cantharide-mestkevers'.
Arm
Oostende, overgeleverd aan de ergste plunderingen!
België,
koninkrijk van sjagrijnigen, van ingenieurs van bruggen en wegen, van bekrompen
nivelleerders, frigide architecten, ijlende Erostraten, vernielers van mooie
plekjes, kwellers van dieren en folteraars van planten, zal weldra een
uitgestrekte eentonigheid met niets dan smakeloosheid aan de horizon
uitspreiden. Geen bomen meer, geen rotsen, geen duinen, geen pittoreske
uitsprongetjes, onze heren ingenieurs zullen alles kaal weten te scheren. Ja,
men protesteert als aan de boom wordt geraakt. Wat te zeggen van de rots die
voor eeuwig vernield is! En toch is er een heel eenvoudige remedie. Langs de
stromen en rivieren in Wallonië de rotslijnen die op de oevers een
omhullenddecor vormen, in stand houden; zo zal met weinig kosten de ontzaglijke
schoonheid van onze majestueuze rivieren worden bewaard.
We
moeten onverwijld de laatste en hoogste schoonheid van het Belgische landschap
verdedigen; weldra zal de lelijkheid zijn doffe sluier over alle dingen
uitspreiden, en de lichtende dagen zullen triest de vlucht nemen voor een
slappe en bezoedelde natuur, voortaan een dode bron van onze vreugde.
De
duinen
In
mijn verlangen om goed te doen durf ik, hoe onvolmaakt ook, al mijn bezorgdheid
te ontvouwen.
Bovenal
wil ik jullie attent maken op de ernstige schoonheid van onze duinen, op hun
luchtige gratie, hun verrukkelijke fijnheid als met fijne broosheid versierde
kant. Gevormd door de machtige wind uit het oosten, het noorden en andere
windstreken, samengesteld uit paarlemoer van de zee, de hemel en de zon, vormen
ze een harmonische eenheid met de welvingen van de onstuimige en eindeloze
golven.
Laat
ons houden van de majesteit van hun sierlijke lijnen, de Venusiaanse blondheid
van hun tepelvormige rondingen: zachte maagdelijkheden, gewassen door de
golven.
Kuis
en kostbaar, wars van de viezigheid, het kwijl en de kleverige modder van onze
grond, verheffen ze onze gedachten en verfijnen ze onze zintuigen. Ja, ze zijn
onvergelijkelijk mooi!
Maar
ik hoor geruchten over, mijns inziens, waarlijk rampzalige projecten. Er wordt
overwogen de duinen van Oostduinkerke, Koksijde en De Panne te bebossen. Het
zijn de mooiste duinen-daar bewaren ze hun wilde gratie, hun trotse
verhevenheid.
Waarom
de grote horizonten knippen, de prachtige vergezichten verschrompelen,
onvermijdelijk ziekelijke boompjes planten, een onzekere vegetatie die nooit
welkom kan zijn in dit boomvijandige midden. Onvruchtbaar paradijs waar de boom
lijdt en sterft onder het scherpe mes van de wrede noordoostenwind en de
snijdende kussen van de harde winden.
In
de richting van De Haan-aan-Zee en gezien vanuit het buurttrammetje, wordt het
nobele duinenlandschap volledig verborgen door een ononderbroken gordijn van
lelijke, verpieterde bomen die zielig hun deerniswekkende blaadjes uitspuwen.
Zo wordt een mooie plek banaal, een horizonlijn ingekrompen of totaal vernield.
Betreurenswaardige poging, is de mening van onze kunstenaars en van mensen met
enige smaak.
Een
belediging aan de duinen is onherstelbaar, duinen zijn onveranderlijk en uniek
en hoeveel uitzonderlijke charme bieden ze niet aan onze bezoekers.
Ja,
onze wondermooie maritieme bezienswaardigheden komen lelijk in het gedrang,
overal zullen onze bezoekers bomen hebben gezien, parken naar hartelust, overal
tuintjes, populieren en wilgen bevolken overdadig ons platteland en hun trotse
helmbossen verheerlijken onze regelmatige velden, maar hoe zeldzaam zijn de
duinen, hoe kostbaar hun fijne en strelende lijn, heerlijke band tussen onze
vredige Vlaamse vlakten en de woelige en diepe vlakten van de zee.
Laat
ons houden van onze mooie, zachtbestrooide duinen wanneer ze, gevoelig voor de
streling van een stengel of gerimpeld door de zucht van een insekt, trillen bij
de zachte kus van een bloem, wanneer de plotselinge groet van een rietstengel
hen kwetst of hen beroert!
A
ah! We moeten hun zachtheid redden! Ja, de duinen verheffen onze gedachten naar
de immateriële zuiverheid en ze troosten ons hart. Als een onuitputtelijke bron
van gezondheid, nodigen ze de slapste geesten uit tot sterkte, antimicrobisch
zuiveren ze ons lichaam en op goddelijke wijze betoveren ze onze visie.
Laten
we onze duinen redden, beste confraters, genade voor hen. Wanneer ze leeg,
geschonden, vervuild en verminkt hun ellende zullen uitstallen, zal het ons
spijten en wanneer ze uiteindelijk helemaal dood zullen zijn, zal het ons
berouwen. Redden wij, redden wij onze duinen en wij zullen het Vaderland een
onmetelijke dienst bewijzen.
Uit: James Ensor, Picturale Pennevruchten, geschriften, vertaald door Michel Perquy met een inleiding van Xavier Tricot., HouteKiet, 1990, p 155